Kunnen wij via penalty's winnen kandelaar

Het Nederlands elftal is tussen 1990 en 2000 in grote toernooien vier keer via strafschoppen uitgeschakeld. Alleen Duitsland in 1990 en Brazilië zijn er in geslaagd om het Nederlands elftal in die periode op een reguliere wijze uit te schakelen. Er is daardoor veel geschreven en nog veel meer gesproken over de manier waarop een penalty genomen moet worden. Nog meer woorden zijn er besteed om duidelijk te maken hoe die niet genomen moet worden. Weinig aandacht was er voor de manier waarop je een strafschop tegen kan houden.

Mijn belangstelling voor strafschoppen ontstond bij toeval. Ik had het voorrecht om in 1976 bij de finale van het Europees Kampioenschap in Belgrado aanwezig te zijn en Antonin Panenka zijn historische strafschop te zien nemen. Een stiftbal door het midden, terwijl Sepp Maier in de linkerhoek lag. Omdat ik in de jaren tachtig maar weinig wedstrijden van Ajax gemist heb, was ik ook aanwezig bij Ajax-Helmond Sport in 1984. Keeper Otto Versfeld is wereldberoemd geworden als de keeper, die gedold werd door Jesper Olsen en Johan Cruijff. Cruijff tikte de bal links naar voren, Jesper Olsen liep in en gaf de bal terug aan Cruijff, die vervolgens simpel intikte. Niet helemaal origineel, maar toch ben ik blij dat ik, staande op vak G in de Meer getuige mocht zijn.

Ik was er ook bij in juni 2000 in de Arena. Ik heb niet één strafschop gemist, ik heb zes Nederlandse strafschoppen tegen Italië gezien. Voor de strafschoppenserie begon, stond vast dat Nederland ging verliezen, want Van der Sar heeft nog nooit een penalty gestopt als het er echt op aan kwam. Weliswaar hebben de Italianen ook weinig gepresteerd in het verleden bij penalty’s, maar hun reactie na 120 minuten voetbal sprak boekdelen. Juichend vielen ze elkaar in de armen, terwijl de Nederlanders met gebogen hoofden hun einde zagen naderen.

Iedere kenner is het er over eens dat strafschoppen nemen vooral een psychologische kwestie is en dat de keeper in het voordeel is. ‘De angst van de doelman voor de strafschop’ is irreëel. Het zou een prachtige boektitel zijn, maar uitsluitend voor een roman. ‘Er werd een strafschop gegeven. Alle toeschouwers liepen te hoop achter het doel. “De doelman vraagt zich dadelijk af in welke hoek de ander zal schieten,” zei B. “Als hij de schutter kent, weet hij welke hoek die in de regel neemt. Maar het is ook mogelijk dat de speler die de strafschop neemt daar rekening mee houdt. Dus vraagt de doelman zich vervolgens af of de bal deze keer niet in de andere hoek komt. Maar wat nu, als de schutter nog steeds met de doelman meedenkt en nu toch in de gebruikelijke hoek zal schieten? Enzovoorts, enzovoorts!” B. z ag hoe de één na de ander alle spelers het strafschopgebied verlieten. De speler die de strafschop nam legde  de bal goed. Daarna liep ook hij achterwaarts het strafschopgebied uit. “Als de schutter zijn aanloop neemt, duidt de doelman onwillekeurig, kort voordat de bla wordt geschoten al met zijn lichaam de hoek aan waarin hij zal duiken en de schutter kan rustig in de andere hoek schieten”, zei B. “De doelman kan evengoed proberen met een strohalm een deur open te breken”. Aldus Peter Handke.

‘De angst van de strafschopnemer voor de strafschop’ is een slechtlopende zin, maar wel de realiteit. In zijn boek ‘De strafschop, Zoektocht naar de ultieme penalty’ toont Gyuri Vergouw overduidelijk aan dat de strafschop vooral een zaak van de geest is en dat alleen de strafschopnemer kan falen. “Hoe je het ook wendt of keert, een penaltynemer is altijd de lul. Je kunt het beter aan een ander overlaten. Je kunt 39 van de 40 keer raak schieten, maar hier, in een dorp als Volendam herinneren ze zich tien jaar later alleen nog die misser”, is de mening van Johan Steur. In de psychologie is de enige mogelijke verklaring gelegen waarom strafschoppen gemist kunnen worden. De druk ligt altijd bij degene die de strafschop moet nemen. Via de wiskunde is te berekenen dat de keeper kansloos is bij een goed genomen penalty. Doelman X van de Amsterdamse voetbalvereniging Y heeft dat in zijn proefschrift over onderwerp Z uitgerekend. Rekent u maar mee. De strafschopstip ligt precies elf meter van het doel. Een doel is zeven meter en twintig centimeter breed. Via Pythagoras rekenen we dan uit dat de afstand van de strafschopstip naar de hoek van het doel 11,57 meter is. De snelheid van een goed getrapte bal door een type als Ronald Koeman was boven de 150 kilometer per uur. In minder dan 0,3 seconde ligt de bal in het net. U en ik halen als we ons kwaad maken altijd nog minimaal 90 kilometer per uur. Dat betekent dat de bal vanaf de strafschopstip naar de hoek van het doel 0,46 seconde nodig heeft. De doelman heeft voor die drie meter zestig minimaal 0,36 seconde nodig, er vanuit gaande dat die doelman die afstand net zo snel weet af te leggen als de Olympisch kampioen op de honderd meter is. Bij mensen die snel reageren is uitgerekend dat een reactiesnelheid van 0,18 seconde zeer snel is. In het Evoluon in Eindhoven kunt u uw eigen reactiesnelheid testen. Alles bij elkaar betekent dat,  dat de bal 0,08 seconde eerder in de hoek is dan de keeper, als u of ik de penaltynemer zijn. Een goed genomen penalty is derhalve onhoudbaar.

Het gaat er dus om dat de druk op de strafschopnemer wordt opgevoerd. Dat kan gebeuren door een keeper, die psychologische trucs beheerst. Van Breukelen had in ieder geval de naam dat hij dat kon. En in de psychologie is de naam hebben belangrijker dan iets echt kunnen. Van Breukelen: “Een goed genomen strafschop zit er per definitie in, Daar kan je weinig tegen uitrichten. In principe zit je dan in een kansloze positie. Waarom zou je dan niet alles proberen om de schutter onzeker te maken? Dat was voor de tegenpartij zelden leuk, want ik probeerde hiertoe de speler uit zijn doen te halen, uit zijn concentratie. … Als keeper maak je nooit de beslissende goal. Je kan wel een beslissende strafschop stoppen. Zo bezien kan je als doelman alleen maar winnen. Niemand neemt het je kwalijk als je als doelman een strafschop niet stopt.”

Van Breukelen was als een keeper goed in de psychologische strijd. De beste Nederlandse keeper van de jaren negentig, Edwin van der Sar, heeft dat nooit gekund. Een zeer goede keeper, maar een zeer matige uitstraling. In de belangrijke strafschoppenseries met het Nederlands elftal en Ajax heeft hij nimmer een hoofdrol gespeeld. In 1996 verloor hij met Ajax van Juventus en met het Nederlands elftal van Frankrijk na een strafschoppenserie. Hij stopte er geen. In 1998 tegen Brazilië evenmin. In 2000 tegen Italië wisten de Italianen na 120 minuten dat zij niet konden verliezen met Van der Sar als tegenstander. Daardoor werd de druk op de strafschopnemers onnodig opgevoerd. Niet alleen de Italianen wisten dat Van der Sar geen strafschop zou stoppen, ook de Nederlandse spelers wisten dat. Eén misser zou fataal zijn, geen Nederlander zou mogen falen.

In tal van sporten en overige werkzaamheden is het gebruikelijk om specialisten in te zetten bij specialistische klussen. Bij hockey is er de strafcornerspecialist, die slechts een korte speeltijd kent, maar wel topscorer kan worden en dus belangrijk is. Bij handbal is het zeer gewoon dat er bij een strafworp een vervangende keeper in het doel komt. Meestal met als voornaamste bezigheid dat deze bal uit het doel mag halen. Bij voetbal is dat in de normale speeltijd niet mogelijk, maar bij het nemen van een serie strafschoppen wel. Bij het Europees Kampioenschap was Ed de Goey de derde keeper. Hij had twee taken, de koffers dragen en de sfeer verhogen. Ook Pierre van Hooydonk was door de bondscoach niet geselecteerd om in te vallen. Als ik in 2000 de coach van het Nederlands elftal zou zijn geweest, dan zou ik lering getrokken hebben uit het feit dat Nederland drie keer in korte tijd door strafschoppen was uitgeschakeld. Als ik nu bondscoach zou zijn, dan zou ik lering trekken uit het feit dat Nederland vier keer in korte tijd door strafschoppen was uitgeschakeld.  Ik zou een wedstrijd organiseren tussen de ongeveer 144 profkeepers, die Nederland telt. Een aantal voorrondes zou ongeveer tien echt goede strafschoppenstoppers opleveren. Daarmee zou ik tot kort voor de eindronde van de WK of EK dooroefenen. Uiteindelijk zou ik als verrassende keuze de derde keeper van TOP-Oss aan de selectie van 22 spelers voor Korea/Japan toevoegen. Ons geheime penaltywapen. Niemand kent hem, behalve zijn moeder en de spelers van TOP-Oss 2. Wel weet de hele voetbalwereld dat Nederland een echte penalty-killer in de selectie heeft. Vlak voor een serie beslissende penalty’s zou ik hem in laten vallen voor Van der Sar of Westerveld of voor Waterreus. Allemaal uitstekende keepers, maar geen penalty-killers. Ook Sander Boschker valt af. Hij zei na afloop van de Nederlandse bekerfinale waarin hij drie strafschoppen stopte: “Ik ben niet zo’n specialist op dit gebied. Ik stop niet zo vaak een strafschop.”  Ik citeer Vergouw. “Als bekend is dat een keeper veel strafschoppen stopt, dan worden spelers nog nerveuzer en onzekerder dan zij bij een penalty al zijn.” Een dergelijk geheim wapen zou in 2000 de druk opeens bij de Italianen hebben gelegd. Of het dan beter af was gelopen zal nooit iemand weten, slechter had het in ieder geval niet gekund. De Italianen zouden in ieder geval niet aan het begin van de strafschoppenserie al hebben gejuicht.

terug home